Interview bij Kunstroute 2024
Maarten Slof maakt deel uit van kunstenaarscollectief ROEM. Het doel: meer kunst in de stad. ‘Veel kunstenaars trekken weg uit Leiden.’
Door Yaël Vinckx
Dit artikel verscheen eerder in het Leidsch Dagblad.
‘Er zijn twee soorten kunstenaars’, zegt Maarten Slof. ‘De een zegt: er is hier niks, dus we gaan weg. De ander zegt: er is hier niks, dus we gaan iets maken.’ Hij lacht en kijkt het gedeelde, overvolle atelier in het centrum van Leiden rond. Hij hoeft niet te zeggen tot welke groep hij behoort, toch?
Maarten Slof is kunstenaar, al zal hij zichzelf niet zo gauw zo noemen. ‘Ik twijfel bij dat woord.’ Ontwerper dan? ‘Dat klinkt zo technisch.’ Designer? ‘Da’s zo’n lelijk woord.’ Hij kijkt om zich heen, naar de stellages vol blikken verf, potten lijm, stukken hout en zaagtafels , en zegt dan beslist: ‘Ik ben een maker’.
Het ontbreken van een goed kunstklimaat in Leiden is een van de ontstaansredenen voor kunstcollectief ROEM (Ruimte Om Echt te Maken). Opgericht in 2017 door grafisch ontwerper Joosje Bosch en illustrator Anna June, die een plek voor jonge kunstenaars in Leiden misten. Wie weg ging, zoals Anna naar de kunstacademie in Utrecht, kwam doorgaans niet terug. Maar Anna kreeg heimwee – en dat was het begin van ROEM.
Joosje en Anna June zitten inmiddels niet meer bij ROEM, maar het collectief bestaat nog altijd. Doorgaans telt het tussen de zes en vijftien kunstenaars, in verschillende disciplines.
Maarten Slof is een van hen. Hij maakt installatiekunst: vijf lichtborden bijvoorbeeld, met daarop de letters N A C H T, voor de Museumnacht in Leiden. Of een installatie waarop mensen zelf met laserpennen kunnen tekenen, voor diezelfde nacht. Daarnaast werkt hij drie dagen in de week voor een keramiekstudio in Haarlem.
Weinig ateliers
Nog altijd biedt Leiden weinig ruimte voor kunst, zegt Slof. ‘Natuurlijk, de stad kent veel musea. Maar hoeveel daarvan zijn er voor kunst? Rijksmusea als Boerhaave en Oudheden hebben nu eenmaal weinig met hedendaagse kunst. Er is slechts één kunstmuseum, Museum De Lakenhal, en dat moet heel veel ballen in de lucht houden.’
Hij telt op zijn vingers: ‘Moderne en hedendaagse kunst én Rembrandt. Fotografie én textiel. En dan moet het museum ook nog expositieruimte aan Leidse kunstenaars bieden, terwijl het al een hele zaal kwijt is aan Leids Ontzet.’
Kijkt Slof verder in de stad, dan ziet hij te weinig ateliers en broedplaatsen, een tekort aan expositieruimte, en ook de omstandigheden zijn niet bijster goed. ‘Voor een goede, grote afdruk van een foto moet een Leidse kunstenaar naar Den Haag of Amsterdam.’
En had hij al verteld over de bureaucratie van de gemeente Leiden? Neem zijn project om een aantal periscopen in de stad te hangen, om zo het perspectief op de stad te veranderen. Vooralsnog is dat uitgekomen op één periscoop, aan de muur van de voormalige bioscoop Het Kijkhuis. Slof kreeg er subsidie voor van de gemeente Leiden, waarna de welstandscommissie zijn aanvraag afwees. Zuchtend: ‘Zoveel moeite voor niets.’
Schraal kunstklimaat
Als gevolg van een ‘schraal kunstklimaat’ vertrekken kunstenaars uit de stad, zegt Slof. Ook hij vertrok in eerste instantie. Nadat hij het gymnasium in Leiden had afgerond, verhuisde hij naar Delft, naar een studentenhuis en de TU - met een interesse in robotica lag dat voor de hand. Maar hij haalde de propedeuse niet, zakte op eentiende punt, waarna de motivatie verdween. Hij ging aan de slag bij een offshore bedrijf, als technisch tekenaar.
Tot hij zich een jaar later, op het laatste moment, bij de kunstacademie in Den Haag aanmeldde. ‘Maandag werd ik toegelaten, dinsdag zat ik met de klas op het vliegtuig naar de biënnale in Venetië.’
Het was het begin van vier ‘geweldige’ jaren, waarin hij ontdekte dat zijn toekomst tussen techniek en kunst lag. Zo bestond zijn afstudeerwerk uit een ‘analoge’ 3d printer waarmee bezoekers stoeptegels met eigen prints konden maken. Behalve dat het een discussie over de openbare ruimte op gang moest brengen (van wie is de straat?), was het vooral bedoeld om mensen te laten samenwerken. Moesten de bezoekers wel zelf aan het wiel draaien, de ‘inkt’ bijvullen en de X en de Y-as bedienen.
Voor een goede afdruk van een foto moet de Leidse kunstenaar naar Den Haag
Maarten Slof - maker
Samenwerken en verbinden is de kern van Slofs kunst. Of hij nu mensen met laserpennen op een groot doek laat tekenen of hen een 3 d printer laat bedienen. En zelfs als hij iets zonder de participatie van het publiek maakt, zoals de lichtborden met de letters N A C H T, werkt hij nog samen met een andere kunstenaar, Mark Flipse.
Diezelfde kern zit in ROEM – ook daar werken de leden samen, en hopen ze met hun werk iets teweeg te brengen in de maatschappij. Maar wat heeft ROEM dan zelf gedaan om het kunstklimaat in Leiden te verbeteren? ‘Allereerst hebben we een plek gemaakt waar jonge kunstenaars elkaar inspireren. In die zin hebben we Leiden aantrekkelijker gemaakt voor kunstenaars’, zegt Slof. ‘En ook hebben we een eigen expositieruimte opgericht.’ Hij wijst naar de overkant van de steeg. ‘Daar had ik een klein atelier. Dat is nu een kleine expositieruimte, TROEF, waar jonge kunstenaars kunnen exposeren.’
Guldens
Tijdens de komende Kunstroute is er werk te zien van Herman Hondebrink; een installatie met oude Hollandse guldens. Hondebrink wil er aandacht mee vragen voor de nikkelmijnen in Indonesië – ooit werd die grondstof verwerkt in guldens. De gulden is verdwenen, de arbeidsomstandigheden in de nikkelmijnen zijn nog altijd slecht. En toch, het kunstklimaat in Leiden blijft Maarten Slof hoog zitten. ‘Bij de Universiteit Leiden kan een kunstenaar promoveren op zijn kunstenaarschap – een van de weinige universiteiten in Europa waar dat kan. Maar daar zien we nooit iets van terug in de stad.’ En ook: ‘Vanuit de culturele sector buigen we ons de hele tijd over de vraag hoe we mensen met elkaar kunnen verbinden. Zoeken we naar samenwerkingsverbanden. Maar andersom? Mwah.’
Hij trekt een vergelijking tussen Delft en Leiden; makers versus theoretici. En dan lachend: ‘Je ziet het al aan de studentenverenigingen. In Delft maken ze de bar zelf, in de vorm van een piratenschip met een kraaiennest. In Leiden denken ze: hm, de bar. Aan wie zullen we dat eens uit besteden?’
Met medewerking van Renée van Egmond
Tijdens de Kunstroute, op 21 en 22 september, is galerie TROEF aan de Middelstegracht 87 geopend. In de binnentuin ernaast houdt ROEM de Imaginary Record Store.
Over deze serie:
In september 2024 bestaat de Kunstroute Leiden dertig jaar. De komende weken kijkt het Leidsch Dagblad daarom in de ateliers van kunstenaars in Leiden en portretteren ze de makers. Hoe wordt kunst gemaakt, wat is hun inspiratie, hoe leven zij hun leven? In dit deel: Maarten Slof, lid van kunstenaarscollectief ROEM, met als doel: meer kunst in de stad. Deze serie kwam tot stand met financiële hulp van het Leids Mediafonds.
Foto’s Taco van der Eb