Interview bij Kunstroute 2024
'Ik voel de pijn van het nergens bij horen'
In Guno Bodo’s gestolde herinneringen zit vooral onderdrukking
Door Yaël Vinckx
Dit artikel verscheen eerder in het Leidsch Dagblad.
Nergens voelde beeldend kunstenaar Guno Bodo zich thuis – tot hij na een bewogen leven in Leiden aankwam. ‘Voor het eerst van mijn leven had ik iets van mezelf.‘
Schilderijen hangen aan de muur, staan in rijen op de bank, of zijn schijnbaar onverschillig achter stoelen en kastjes gepropt; gekleide beelden zijn bovenop keukenkastjes gestouwd, potten verf in de vensterbank gestapeld. Guno Bodo’s woonkamer/atelier is klein, zo’n dertig vierkante meter, en staat volledig in dienst van de kunst die hij maakt. Geen centimeter blijft onbenut.
Sober leven, noemt hij het. Maar als dit sober is, wat is dan karig? Het deert hem niet – beeldend kunstenaar Bodo kan met weinig toe, dat is altijd zo geweest.
Neem zijn jeugd in Suriname. Zijn moeder was een van de eerste marrons [gevluchte tot slaaf gemaakten in de binnenlanden, red.] in Paramaribo. Zijn vader, werkzaam in de mijnbouw, bleef achter in de jungle. De armoede was groot, de kinderen hadden soms niet te eten. De jonge Bodo was creatief en sportief, maar er was geen geld voor een schildersezel of een club. Dus maakte hij uit hout het speelgoed van vriendjes na en ging hij voetballen – dat immers, kan op iedere straathoek. Op zijn negende begon Bodo haren te knippen. Eerst zijn broers en zussen, later de buren en wijkgenoten. ‘Zo verdiende ook ik geld voor het gezin.’
‘Bel me als je er bent’, zei de man, maar de telefoon werd nooit opgenomen
Een gelukkige puber was hij niet: in de stad zagen ze hem als een ‘bosneger’, op bezoek in de binnenlanden van Suriname vonden ze hem een stadsjongen. Het leidde tot een identiteitscrisis. Want wie was hij, Guno Bodo, nu eigenlijk? En bovenal; waar hoorde hij bij?
Op een dag in 1986 was het gezin in de jungle, bij familie. ‘Toen kwam het nieuws. Ronnie Brunswijk had legerleider Desi Bouterse de oorlog verklaard. Vanaf dat moment zaten we vast in de jungle, konden we niet terug naar ons huis in Paramaribo.’
Kubistische portretten
Het betekende de eerste grote wending in zijn leven. In één klap was het leven in Paramaribo voorbij. Zijn spullen? ‘Nooit meer kunnen ophalen.’ Nadat de politie het huis in Paramaribo had doorzocht, waarna zwervers het leeg haalden, was alles weg.
Het legde het fundament voor zijn hedendaagse kunst: kleurige, kubistische portretten van veelal mensen van kleur. Guno put inspiratie uit kubisme, surrealisme en symbolisme. De ogen op zijn schilderijen trekken altijd de aandacht: groot en rond zijn ze, kale lijnen, zonder wimpers. Vaak kijken ze verschrikt of op z’n minst verbaasd. Soms zijn ze geloken en is de blik in zichzelf gekeerd. Een enkele keer zijn ze neergeslagen. Maar nooit stralen ze ongebreideld plezier uit, of een oppermachtig zelfvertrouwen.
‘Hoe kan dat ook’, zegt Bodo, ‘ik hoorde nergens thuis.’
Hij belandde in het naburige Frans Guyana - maar ook daar hoorde hij niet. ‘Ik leefde er op straat.’ Er gloorde redding in de vorm van een vliegticket en een man die een Amsterdams telefoonnummer achterliet. ‘Bel me als je er bent’, zei hij tegen Bodo, maar toen die enkele maanden in een telefooncel op Amsterdam Centraal Station het nummer draaide, klonk
Een eigen bed
De tweede grote wending in zijn leven diende zich aan. Via een regeling voor asielzoekers belandde hij in Leiden. ‘Voor het eerst in mijn leven had ik een eigen kamertje, voor het eerst had ik iets voor mezelf. In Suriname had ik niet eens een eigen bed.’ Hij pakte het knippen weer op, werd zwart haar-kapper, volgens eigen zeggen de eerste in Leiden, met een klantenkring die zich uitstrekte van Surinamers uit de Merenwijk tot Afro-Amerikaanse expats van de Webster University.
En plots zag het leven er anders uit, dienden dromen van weleer zich opnieuw aan. Professioneel atleet kon hij niet meer worden, maar kunstenaar? En zo kon het gebeuren dat hij in 2000 de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag binnenliep – met 34 jaar een van de oudste studenten.
‘Op de academie in Den Haag ging ik op zoek naar mijn eigen handschrift. Heb ik mijn kunst ontwikkeld. Daar ben ik ook van kubistische kunst gaan houden. Die heb ik vervolgens gecombineerd met kunst uit de Surinaamse binnenlanden, de manier waarop marrons hun boten en deuren versieren, het traditionele Surinaamse schilder- en houtsnijwerk in geometrische vormen, Tembe genoemd.’
En ineens leek alles samen te vallen. ‘Mijn tijd in de bush en in de stad, in Suriname en in Nederland. Het gevoel verloren te zijn, op zoek naar een identiteit … Dat alles is mijn kunst gaan bepalen.’
De pijn van slavernij
Inspiratie vindt hij in het fenomeen ‘onderdrukking’. ‘Dat gaat altijd door. Ik voel de pijn van mijn tot slaaf gemaakte voorouders – die pijn is ook na de afschaffing van de slavernij in 1863 doorgegeven. Ik voel de pijn van mijn ouders, die alles verloren. Ik voel de pijn van het nergens bij horen.’
Het zit in die grote, schrikachtige ogen op zijn schilderijen.
Bodo noemt zijn kunstwerken ook wel ‘gestolde herinneringen’. ‘Ik heb geen foto’s meer van mijn jeugd, en dus heb ik mijn fantasie gebruikt om herinneringen te maken.’
En ook: ‘Ik vertel verhalen. Die beginnen met doedels; kleine tekeningen in pen en papier. Vooraf heb ik geen idee wat ik ga doen, ik laat me inspireren door het moment - toeval bestaat! Ik span een doek, peil mijn stemming en vervolgens geef ik ruimte aan toevalligheden. Daarna komen de technische vaardigheden. En vier uur later is het een stevig werk.’
‘Ik heb geen jeugdfoto’s meer, dus ik gebruik mijn fantasie om herinneringen te maken’
Inmiddels werkt Bodo ook met keramiek. Ook zo’n toevalligheid eigenlijk, want nadat buren zich over het geluid van de zaagmachine hadden beklaagd, zocht hij zijn toevlucht in klei. En ook hier laat Suriname haar invloed gelden; in de gezichten en in de pani angisa – de traditionele hoofddoek waarmee vrouwen in Suriname boodschappen afgeven of gemoedstoestanden uitdragen. ‘Een ode aan Suriname’, noemt Bodo deze werken zelf.
Want Suriname blijft trekken. De kapperszaak annex atelier ‘Tistijd’ op de Lange Mare in het centrum van Leiden, is verdwenen – de nek omgedraaid door Covid. Bodo volgt tegenwoordig een opleiding tot meubelmaker, om daarna terug te keren naar de binnenlanden van Suriname. Daar wil hij een huisje bouwen, helemaal zelfvoorzienend worden. En dan de kinderen in de bush onderwijzen, over kunst en techniek.
Een nog soberder leven? Bodo kijkt lachend zijn kleine, volle woonkamer rond: ‘Ja, want het kan nog soberder.’
Met medewerking van Renée van Egmond
Tijdens de Kunstroute, op 21 en 22 september 2024, is Guno Bodo’s werk te zien in de Nieuwe Energie.
Over deze serie:
In september 2024 bestaat de Kunstroute Leiden dertig jaar. De komende weken kijkt het Leidsch Dagblad daarom in de ateliers van kunstenaars in Leiden en portretteren ze de makers. Hoe wordt kunst gemaakt, wat is hun inspiratie, hoe leven zij hun leven? Deze serie is tot stand gekomen met een bijdrage uit het Leids Mediafonds. Dit eerste deel gaat over heden, verleden en toekomst van de Kunstroute. In dit deel: De Surinaams-Nederlandse schilder Guno Bodo laat slavernij, Suriname, de binnenlanden en Leiden samenkomen in zijn werk.